Het minimum aantal waarnemingen voor barium, kobalt, molybdeen en PCB’s

Inleiding

In de Richtlijn bodemkwaliteitskaarten en in bijlage M van de Regeling bodemkwaliteit is opgenomen, dat per zone minimaal 20 waarnemingen beschikbaar dienen te zijn. In principe geldt dat voor elke stof uit de bodemkwaliteitskaart.

Verder is in de Regeling bodemkwaliteit vastgelegd, dat in de bodemkwaliteitskaart tenminste de stoffen worden opgenomen uit het standaardpakket van NEN5740. Daarbij geldt een overgangsregeling voor stoffen die bij een wijziging van NEN5740 worden toegevoegd aan het standaardpakket.

Dit laatste is concreet het geval voor 4 stoffen die in 2008 zijn toegevoegd aan het standaard stoffenpakket van NEN5740: barium, kobalt, molybdeen en PCB’s. Tot 2008 werden bodemmonsters zelden op deze stoffen geanalyseerd en er zijn voor deze stoffen dus minder gegevens dan voor de overige stoffen.

Het overgangsbeleid voor barium, kobalt en molybdeen loopt op 1 januari 2016 af. Voor PCB’s was dit al per 1 januari 2014 vervallen. In plaats daarvan zijn specifiek voor deze 4 stoffen soepeler regels gekomen voor het aantal waarnemingen (opgenomen in zowel de bijlage M van de Regeling bodemkwaliteit als de Richtlijn bodemkwaliteitskaarten).

Deze worden hieronder toegelicht.

Kobalt en molybdeen

Voor kobalt en molybdeen geldt het volgende:

Op grond van de ervaring van de afgelopen jaren zijn kobalt en molybdeen niet bepalend voor de classificatie van zones. Eventuele verhoogde gehalten kobalt komen vooral voor in combinatie met verhoogde gehalten van andere metalen. Voor molybdeen wordt zelden een gehalte boven de Achtergrondwaarde (1,5 mg/kgds) aangetoond.

 

Heb je toch een keer een meetwaarde voor molybdeen boven de Achtergrondwaarde? Kijk dan even naar het bodemtype. Grote kans dat het om een monster van een veenlaag gaat. Bij bodemkwaliteitskaarten van veengebieden (Alblasserwaard / Vijfheerenlanden; veengebied in noordwest Utrecht) bleken de wat hogere gehalten molybdeen vaker voor te komen naarmate het percentage organische stof hoger is.

Als toelichting onderstaande tekst, overgenomen uit de Regionale bodemkwaliteitskaart Noordwest Utrecht (Marmos Bodemmanagement, 7 oktober 2014):

Voor molybdeen wordt volgens de Regeling bodemkwaliteit geen bodemtypecorrectie toegepast. Er blijkt echter wel een verband te bestaan tussen de gehaltes organische stof en molybdeen. In venig materiaal worden eerder gehaltes molybdeen boven de detectiegrens (en dus boven de Achtergrondwaarde) gemeten. Dit wordt geïllustreerd in onderstaande tabel.

Relatie tussen molybdeen en organische stofgehalte (totale dataset Noordwest Utrecht, ongeacht diepte) :

Organisch stofgehalte

Aantal waarnemingen
<= 1,5 mg / kgds

Aantal waarnemingen
> 1,5 mg / kgds

< 5%

419 (98%)

10 (2%)

5 - 10 %

171 (93%)

13 (7%)

10 – 20 %

112 (68%)

52 (32%)

> 20 %

105 (53%)

94 (47%)

Voor deze tabel zijn alleen monsters gebruikt waarvan tevens het percentage organische stof is gemeten. Monsters met een hogere detectiegrens dan de Achtergrondwaarde zijn buiten beschouwing gelaten.

De hogere molybdeengehaltes worden niet veroorzaakt door toemaak. In de zones van het toemaakdek De Venen zijn de gehaltes molybdeen in de bovengrond niet hoger dan in de ondergrond. Hetzelfde verband is zichtbaar wanneer alleen wordt gekeken naar de gegevens buiten het toemaakdek De Venen.

Barium

Voor barium zijn alle normen uit de Regeling bodemkwaliteit voor onbepaalde tijd ingetrokken. Tegelijk is dit wel een verplicht te analyseren stof uit NEN5740. De voor barium beschikbare gegevens moeten daarom wel worden meegenomen in de bodemkwaliteitskaart, maar er geldt geen minimum aantal waarnemingen voor barium.

Overigens is er voor barium wel een verband zichtbaar met andere metalen. In zones die vanwege andere metalen (koper, lood en/of zink) in klasse Industrie vallen hebben ook hogere bariumgehalten dan zones die aan de Achtergrondwaarde voldoen. Ik ben echter nog niet tegengekomen dat een zone in een andere zone zou worden ingedeeld vanwege barium, wanneer de oorspronkelijk in 2008 in de Regeling bodemkwaliteit opgenomen normen nog zouden gelden.

PCB’s

Voor PCB’s bevat de Richtlijn bodemkwaliteitskaarten sinds 1 januari 2014 eenzelfde aanvulling als nu wordt ingevoerd voor kobalt en molybdeen:

Deze aanvulling is met dezelfde ingangsdatum ook opgenomen in bijlage M van de Regeling bodemkwaliteit. De toelichting bij deze wijziging van de Regeling bodemkwaliteit vermeldt, dat men hierbij gemotiveerd mag afwijken.

Hoe lager het percentage organische stof, hoe vaker de toetsing voor PCB’s een gehalte boven de Achtergrondwaarde oplevert. Dit is de reden waarom men in de Richtlijn bodemkwaliteitskaarten een onderscheid op basis van % organische stof heeft opgenomen.

Dit laatste heeft echter niks te maken met verontreinigingsgraad. Dit is een kwestie van normstelling. De norm voor organische verbindingen zoals PCB’s (maar bijvoorbeeld ook minerale olie en DDT) is bij 2% organische stof vijf keer zo streng als bij 10% organische stof. De gehalten PCB bij 2% of 10% organische stof schelen in de praktijk echter geen factor vijf. Bij 2% organische stof wordt dus minder vaak aan de norm voldaan dan bij 10% organische stof.

Een specifieke situatie van zones met hoge PCB-gehalten vormen sedimenten van de grote rivieren uit de 20e eeuw. In uiterwaarden en bij naoorlogse inpolderingen langs de grote rivieren kun je dus hogere PCB-gehalten verwachten.

Wat betekent dit voor bodemkwaliteitskaarten van Marmos Bodemmanagement?

In de praktijk heeft een deel van de zones meer dan 20 waarnemingen voor barium, kobalt, molybdeen en PCB’s en hebben sommige zones minder dan 20 waarnemingen.

Voor kobalt, molybdeen en PCB’s mag worden onderbouwd, dat deze stoffen niet van invloed zijn op de classificatie van zones. Voorwaarde is, dat voor het totale bodembeheergebied tenminste 30 waarnemingen beschikbaar zijn. Voor barium gelden sowieso geen eisen aan het minimum aantal waarnemingen, omdat de normeringen voor barium voor onbepaalde tijd zijn ingetrokken.

Bij zones met minder dan 20 waarnemingen is in het algemeen in de rapportage een motivatie opgenomen op basis van de verder in het bodembeheergebied beschikbare gegevens, waarom de ‘nieuwe’ stoffen barium, kobalt, molybdeen en PCB’s niet klassebepalend zijn. Een enkele keer blijkt dit wel uit de gegevens, maar is dit niet expliciet gemaakt in de tekst. (Voor een overzichtstabel klik hier).

De wijziging van de Regeling bodemkwaliteit en de Richtlijn bodemkwaliteitskaarten bekrachtigt de al eerder gevolgde werkwijze en heeft dus geen gevolgen voor bodemkwaliteitskaarten van Marmos Bodemmanagement.